skip to Main Content
088 208 0800

Attributiestijlen

Inmiddels is gebleken dat we uitgaan van de waarde van het plastische brein. Daarbij ligt de nadruk bij het willen groeien en ontwikkelen. Het gaat er niet om of je perfect bent of niet (statische brein), maar om beter te worden. Hierbij speelt de zogeheten ‘locus of control’ een grote rol. Het gaat er hier om waar de plek van controle ligt in je leven. Ligt deze binnen jezelf of buiten jezelf?

Bij een kind van 1 jaar ligt deze locus grotendeels buiten zichzelf. Het kind is afhankelijk van de ouders voor voeding en een schone luier. Gaandeweg echter gaat het kind kruipen en wellicht wat stapjes doen, waardoor de locus al meer binnenin komt te liggen. Het kind kan al wat meer controle over de omgeving en zijn leven uitoefenen. Het doel is om zo veel mogelijk de locus of control bij je kind te hebben. Hoe meer dit het geval is, hoe meer het kind de dirigent is van zijn of haar eigen leven.

Wanneer je kijkt naar inzet, dan zie je dat de locus of control hier volledig binnen jezelf ligt. Jij, en niemand anders!, bepaalt hoeveel inzet je toont. Wat betreft strategie zie je hetzelfde. Ook hierbij ben jij degene die bepaalt op welke wijze je iets aanpakt. Bij het eindresultaat ligt die focus al meer buiten jezelf. Je kunt bijvoorbeeld niet bepalen in welk werkgroepje je terecht komt, of wellicht te laat op school komt door een klapband. Wat betreft talent ligt de locus of control helemaal buiten je invloed. Dit wordt onder andere bepaald door je genen en de eerste drie jaar van je ontwikkeling en daar kan je zelf niets aan veranderen.

Attributiestijlen.
Succes door zichzelf              Succes door ander
Falen door eigen schuld        A Ontwikkeling                        B Martelaar
Falen is andermans schuld   C Narcist                                 D Slachtoffer

Hier wordt schematisch weergegeven waar je de verantwoordelijkheid legt op het moment dat er iets goed of fout gaat in je leven. Stel je voor: je haalt een 10 voor een proefwerk. Als je daar zelf de verantwoordelijkheid voor neemt zeg je “Kijk mij eens even, dat heb ik mooi voor elkaar!” Het kan ook zijn dat je de verantwoordelijkheid niet zelf neemt, en zegt “Ik heb wel een tien gehaald, maar daar kon ik niets aan doen, het was gewoon erg makkelijk.” Het tegenovergestelde kan ook gebeuren. Je haalt een onvoldoende en zegt “Oh nee! Een onvoldoende! Dat heb ik slecht gedaan zeg..” Of je redeneert “Tja, dat is niet mijn fout, het was veel te moeilijk en de leraar stelde allemaal vragen die ik niet geleerd had.”
Door deze twee manieren van opstellen kan je vier verschillende situaties krijgen.

Het Slachtoffer heeft geen invloed op zijn omgeving. Een 10 betekent dat het proefwerk te makkelijk was. Een 2 betekent dat het proefwerk te moeilijk was.
Zo ben je dus voor je cijfer altijd afhankelijk van wat de leraar voor soort proefwerk verzint. Het ligt altijd aan iets buiten jezelf. Je bent een beelddenker en de docent heeft het niet op de juiste manier uitgelegd. Of je bent dyslectisch en alles is je zo verteld dat je er niets van hebt begrepen. De locus van control ligt bij deze stijl volledig buiten jezelf.

Bij de Narcist ligt het iets anders. Hier wordt wel de verantwoordelijkheid genomen voor de successen. “Die 10 heb ik toch maar mooi even gehaald.” Maar als het niet goed gaat, dan wordt de schuld buiten zichzelf gezocht. Die onvoldoende kwam dan dus omdat het te moeilijk was en niet omdat de Narcist zich misschien niet goed heeft voorbereid. Dit is natuurlijk wel een riskante manier van door het leven gaan als je jezelf opblaast met de successen die je boekt en je de faalervaringen gewoonweg negeert.

De tegenhanger van de Narcist is de Martelaar. Deze doet het precies andersom. Hier is de 10 niet te danken aan de Martelaar, maar was het proefwerk gewoon te makkelijk. De behaalde onvoldoende echter was de Martelaar wel volledig aan te rekenen.

Tot slot hebben we dan nog de ontwikkelingsgerichte persoon. Deze vraagt zich zowel bij de 10 als bij de onvoldoende af, “Wat kan ik doen om het beter te maken?”

In de praktijk zie je dat de narcistenrol voornamelijk bij de jongens terecht komt. Jongens hebben meer de neiging om zichzelf op de borst te kloppen als het goed gaat en het te negeren als het fout gaat. Dit is overigens wel ten dele te verklaren als we kijken naar onze vroege ontwikkeling als mens. In de tijd dat wij nog in stammenverband leefden werd je als man niet het stamhoofd door je fouten te benadrukken. Je legde juist de nadruk op je successen. Vrouwen zitten net iets anders in elkaar. Studies hebben ook aangetoond dat het deel van het brein wat verantwoordelijk is voor sociale acceptatie twee maal zo groot is bij een vrouw als bij man. Hierom is het ook minder waarschijnlijk dat een vrouw de attributiestijl heeft van Narcist, omdat roepen “Hee ik heb een 10 gehaald! En jij?” nu eenmaal niet de beste manier is om geaccepteerd te worden.

Uit het schema blijkt dus dat alle attributiestijlen, behalve de ontwikkelingsgerichte, geheel of ten dele de locus of control buiten zichzelf leggen. Alleen de ontwikkelingsgerichte persoon heeft deze locus volledig binnen zichzelf.
Hoe komen mensen aan deze attributiestijlen? Door feedback. Van ouders, van leerkrachten en hun omgeving. Wanneer een kind een 10 haalt en dat thuis vertelt, kunnen de ouders een feestje geven en het kind de hemel in prijzen. Ze kunnen ook laten merken dat het kind niet zo op moet scheppen. Door middel van verschillende feedback zie je dat het kind een andere ontwikkelingsrichting in kan slaan. Als het kind thuis komt met een onvoldoende kan het kind verteld worden dat het dus blijkbaar niet goed genoeg zijn best heeft gedaan. Of het kind krijgt te horen dat het aan de leerkracht ligt, omdat deze het niet op een ruimtelijk visuele manier heeft uitgelegd, of dat niemand in de familie ooit goed was in het vak. Dit geeft wel opluchting voor het kind op de korte termijn, maar die laatste vorm van feedback doet het kind wel meer richting de rollen van slachtoffer en Narcist bewegen, waarbij de locus of control steeds verder buiten het kind komt te liggen. Dit terwijl het juist zo belangrijk is dat het kind verantwoordelijk wordt voor zijn eigen leven!

Bij de attributiestijl van Martelaar zie je ook heel snel perfectionisme opduiken. Zo kan een martelaar een 9,6 halen en zich vertwijfeld afvragen hoe het toch mogelijk is dat die 0,4 punten hem door de vinger zijn geglipt. Hier zie je iemand die alleen benadrukt wat fout ging en alles wat goed ging niet onderkent. Zo kan iemand met kenmerken van de Narcist heel faalangstig zijn en is de attributiestijl hier een verdedigingsmechanisme om niet met de gemaakte fouten om te hoeven gaan.

Onderstaande stukje hebben we al eerder genoemd, maar we vinden het dusdanig belangrijk dat we het nog even aanstippen.
Er is hier eén kernvraag die het verschil maakt tussen een slachtoffer en een ontwikkelings-gericht persoon: Wat ga jij doen om het beter te maken? Heel duidelijk hier is de ‘jij’. Niet ‘Wat moet er aan de wereld veranderen?’, maar ‘Wat ga jij veranderen?’. Doen duidt op actie. Niet erover praten, niet oeverloos nadenken, maar gewoon gaan doen. Verder gaat het hier om het ‘beter maken’. Het hoeft niet perfect, het hoeft niet zoals het idealiter zou moeten zijn, maar beter dan het nu is.

Als ouder of begeleider kun je vanuit die vraag zelf de vraag stellen wat jij kunt doen om daarbij te helpen.
Bij het aanpassen van overtuigingen is het van belang om de oude overtuiging te invalideren en naar bewijzen te zoeken voor de nieuwe overtuiging. Wanneer je kind met een slecht cijfer thuis komt en daar de leraar de schuld van geeft, kan je eventueel wijzen op het feit dat de vorige keer een 8 is behaald en dat het dus niet uitsluitend aan de leraar kan liggen. Wellicht heeft het kind de vorige keer wel twee uur geleerd en dit maal misschien nog geen half uur. Zo kun je langzaamaan overtuigingen die beperkend zijn inruilen voor meer positieve overtuigingen. Bij het trainen van geheugen kun je goed zien dat mensen aanvankelijk binnen komen met het idee dat hun geheugen niet zo goed is. Na een aantal oefeningen waaruit blijkt dat geheugen een vaardigheid is, en dat deze ontwikkeld kan worden, leren deze mensen dus dat hun oude overtuiging niet klopt en plaatsmaakt, door het zelf te ervaren, voor een nieuwe overtuiging. Namelijk: dat geheugen te trainen valt!
Verder kan je ook zoeken naar referentie-ervaringen. Laat je kind zien dat het bij het sporten ook een tijd heeft moeten oefenen om verder te komen, of iets soortgelijks bij muziek. Ook kan refereren aan een topsporter waar het kind bewondering voor heeft of een muzikant motiveren om een nieuwe overtuiging aan te nemen.

Merk op dat het geven van labels erg nadelig is voor het goed positioneren van de locus of control. Immers zorgen labels als ADHD, Asperger, Dyslexie etc. ervoor dat die locus buiten het kind geplaatst wordt. Het kind kan er niets aan doen, want het zijn de genen of de hersenen van het kind. Ondanks die labels echter blijft de vraag: wat kan het kind doen om het beter te maken? Ook bij kinderen met een sterke vorm van autisme wordt in de begeleiding aangestuurd op functioneren in de gewone wereld. Ook bij hoogbegaafde en hoogsensitieve kinderen is dit het belangrijkst. Een manier vinden voor deze kinderen om in de gewone wereld te kunnen functioneren.

Het is ook interessant voor jezelf om eens te kijken wat jouw belangrijkste attributiestijl is. Je hoeft niet perse in één hoek te zitten. Er bestaan grote gebieden waar de stijlen elkaar overlappen. Het is zeker zinvol om dit te doen omdat kinderen vaak de attributiestijlen van hun ouders overnemen! Misschien ook interessant om het eens te bespreken met je kind.

Ben je geïnteresseerd in wat overtuigingen zijn en hoe je ze aanpast?
Kijk dan eens bij onze Workshop ‘Overtuigingen en levenshouding’ 

Back To Top