Aanbieden van strategieën
In het eerste jaar komt de leerling binnen en alles is nieuw en spannend. Wellicht is een nieuwe strategie wel nodig om het allemaal goed te blijven doen! Al snel komt de leerling er echter achter dat alles wel goed verloopt en dat een nieuwe strategie eigenlijk niet nodig is. De cijfers zijn goed en hij kan gewoon doorgaan zoals hij op de basisschool gewend was.
In het tweede jaar wordt het toch wel wat lastiger en ziet de leerling zijn cijfers wat naar beneden gaan. Nog geen ramp, het gaat nog aardig en met truukjes weet de leerling zich aardig te redden. Het blijft echter wel lastiger worden en vaak zie je aan het einde van het tweede jaar dan ook de eerste onvoldoendes vallen. De leerling gaat met de hakken over de sloot over.
Dan het derde jaar. De cijfers blijven dalen en de leerling merkt dat het met truukjes ook tekort schiet. Niets wat hij doet werkt meer en de leerling loopt vast. De ene na de andere onvoldoende wordt gehaald en sommige leerlingen worden apathisch. Ze kunnen niets meer goed doen en geven het op.
Het komt veelvuldig voor dat hoogbegaafde leerlingen, met een IQ van boven de 140 van het VWO, via de HAVO op het VMBO eindigen.
Dit proces wordt nog eens verergerd door de ontwikkeling van het puberbrein, wat hier parallel aan verloopt. Kort samengevat verloopt deze ontwikkeling in drie fasen;
In de eerste fase is de leerling tien tot veertien jaar. Hij is emotioneel en gevoelig en erg geneigd tot instant gratification. Heeft hij een Euro op zak en ziet hij een Snickers in de automaat dan verwisselen deze twee zonder veel bewuste gedachten van de leerling van plek.
In de volgende fase is de leerling veertien tot zestien jaar oud. In deze fase onderschat de puber risico’s en gevaar. Wanneer de puber met zijn snowboard van de zwarte piste af wil razen, denk hij niet. “Dit is heel gevaarlijk, maar ik doe het toch”. Hij denkt dat het wel los zal lopen en dat hem niet zo veel zal overkomen. Pas in de fase van zestien tot tweeëntwintig ontstaat dat langere perspectief.
In de praktijk op school betekent dit dat de leerling zichzelf overschat. Met een 5,5 red ik het ook wel denkt hij en ziet niet dat er niet veel mis hoeft te gaan voordat hij in de problemen komt. De leerling is er bijna niet toe in staat om op korte termijn iets te doen wat hij niet leuk vindt, om op de langere termijn een gewenst resultaat te behalen. Daarom is het belangrijk dat je als begeleider zorgt dat elke regel die je opstelt duidelijke consequenties heeft. In wat nog volgt wordt ingegaan op hoe je dat als begeleider doet. Dit gebeurt in drie onderdelen.
Onderdeel 1 is motivatie. De leerling moet gemotiveerd worden en verantwoordelijk worden voor zijn eigen eindproces.
Onderdeel 2 is het verwijderen van obstakels.
Onderdeel 3 is het aanbieden van strategieën.
Deze volgorde is belangrijk omdat het aanbieden van strategieën niet werkt als de leerling niet gemotiveerd is. Als de leerling zich niet verantwoordelijk voelt voor het eindresultaat en zich niet verantwoordelijk voelt voor het proces ernaartoe, dan zal leerling de nieuwe leerstrategieën slechts beschouwen als alleen maar extra werk en juist gedemotiveerd raken. Als de motivatie er wel is, maar de leerling komt een obstakel tegen, dan stopt het ook. Een degelijke auto komt ook niet van zijn plaats als er voor en achter de wielen een hoop sneeuw ligt. De auto heeft zat vermogen, maar zal pas rijden als eerst de sneeuw is verwijderd.
Pas als de leerling gemotiveerd is en de obstakels uit zijn of haar leerproces zijn verwijderd, dan kun je nieuwe strategieën met succes aanbieden!
Ben je verder geïnteresseerd in hoogbegaafdheid en ideeën hoe hier mee om te gaan?
Kijk dan eens bij onze workshops voor ouders, begeleiders en leerkrachten